Weg uit Bergen-Belsen terug naar Amsterdam


“Voor de eerste maal werd ik zonder mijn man gearresteerd, op 18 februari 1943 te Amsterdam. Ik kwam via de politie-gevangenis, na het verhoor bij de SS, in de Duitse politieke gevangenis en daarna in het concentratiekamp Vught. Van hieruit werd ik op transport gesteld naar het doorgangskamp Westerbork.

Dank zij bijzonder veel geluk en mijn `honderdtwintigduizend Sperrung’ kwam ik in Amsterdam terug. In november 1943 werd ik ten tweeden male, ditmaal met mijn man, gearresteerd en naar Westerbork overgebracht, vanwaar wij op grond van onze `Sperrung’ op 15 maart 1944 naar Bergen-Belsen op transport gingen.”


'Overleven in Bergen-Belsen'


In november 1943 werd Renata Laqueur, dochter van een Amsterdamse hoogleraar, met haar man Paul gearresteerd en overgebracht naar het Judendurchgangslager Westerbork. Vier maanden later behoorde zij tot de groep, die overgebracht werd naar het kamp Bergen-Belsen. Daar begon zij met het schrijven van een dagboek; ondanks de peilloze misère die Bergen-Belsen kenmerkte bracht zij het op, dat schrijven vol te houden tot het haar in december 1944 onmogelijk werd.

Op 10 april 1945, nauwelijks vijf dagen voor Engelsen en Canadezen het kamp zullen binnenrijden, werd Renata met een deel van de Joodse kampbevolking die nog op beide benen kon staan, van Bergen-Belsen door het stervende Nazi-regime rondgezeuld in een trein, die begin mei door de Russen in Trobitz bevrijd werd. Renata Laqueur was onder degenen die ook die nachtmerrie-achtige treinreis overleefden. Naar Nederland teruggekeerd, zette zij het relaas van haar afgebroken dagboek voort. Het leed van miljoenen wordt weerspiegeld in dit document humain van één mens – een jonge vrouw van zeldzame vitaliteit. Haar dagboek wordt gekenmerkt door een nuchter, meedogenloos maar tegelijk gevoelig waarnemen van eigen en andere reacties.

Uit het Dagboek uit Bergen-Belsen van Renata Laqueur (blz. 151-152) over haar terugkeer naar Amsterdam:
typhusdead


“Toen kreeg ik vlektyfus. Ik wilde niet weten dat ik `vlek’ had, zei dat ik koorts had van een sinusitis, dat ik verkouden was. De Poolse dokter geloofde dat ik bang was voor de diagnose, omdat ik zelf zovelen had zien sterven aan de ziekte, en zei: `Ja, dat heeft u, over drie weken bent u weer beter.’ Ik wilde geen `vlek’ hebben, omdat de Russen bevolen hadden alle tyfuspatienten kaal te scheren. Ik vocht voor mijn haren. Ten slotte had ik `vlek’ en hield mijn haren. De commandant beloonde mij hiermee voor `bewezen diensten’.
Ik weet dat het kinderachtig was in die tijd voor `haren’ te vechten, maar ik wilde niet `kaal’ in Holland terugkomen. (Later bleek, dat ik me toen toch beter had kunnen laten kaalknippen, in Holland terug, vielen ze ontzettend uit en de kleur veranderde helemaal en werd ongelijk). Zeven weken lag ik, waarvan achttien dagen met koorts tussen q.o en 41 graden. Toen kreeg ik voor de crisis nog longontsteking en ik was al die tijd bij volle bewustzijn, trachtte nog dingen te regelen, wilde transportlijsten en etensmeldingen zien. En weer had ik geluk. Ik werd beter.
Renata Laqueur
Renata Laqueur in 1943

Ik heb psychisch nooit zo sterk geleden als in deze vlektyfustijd. Ik droomde ’s nachts, ik huilde overdag. De beelden uit de trein werden nachtmerries die me tot in de heldere zomermiddag in het gloeiend hete ziekenhuis achtervolgden. Paul [haar echtgenoot, nvdr] trachtte me zo goed mogelijk te verzorgen. Stond ’s nachts op, zette thee voor me. Ik had zo’n ontzettende dorst. Gaf me een lepel suiker, als ik iets moest eten. Ik vocht om niet bewusteloos te worden, om me niet over te geven. Ik wilde blijven leven, ik wilde terug. Ik wilde niet sterven. Niet nu nog. Ik had niet ziek hoeven te worden als ik niet verpleegd had. Ik wilde erdoor komen.
En 9 juli 1945 gingen wij weg uit Zeithain. Onze reis door Duitsland begon. Door de Russische zone naar de Amerikaanse. Onderhandelingen met grensposten. Onderhandelingen met stad-, dorp- en kampcommandanten. Discussies met treinchefs en stationspersoneel om toestemming te krijgen voor het charteren van treinwagons ’s nachts met ons groepje van elf Hollanders waaronder nog steeds mensen die praktisch niet konden lopen. Urenlang lopen om bonnen, distributiebescheiden voor eten. Geld. Soms bevelen, dan weer vragen. Soms in het Duits, dan in het Frans en in de Amerikaanse zone in het Engels. Hier een Lucky, daar een Camel `organiserend’, nu eens in een huis, dan weer op de grond in een stationswachtkamer slapend. Toen kwamen wij een week lang in een D.P.camp der Amerikanen in de buurt van Kassel. Vandaar gingen wij in een dag met grote trucks, langs Giessen, Limburg an der Lahn, Godesberg, Bonn, Keulen, Aken naar Maastricht.

kamp1


Dat was op 22 juli 1945! Daar hoorde ik per telefoon, dat thuis alles goed was. Via het kamp Amersfoort, dat het laatste repatriëringsstation was en waar, toen wij met trucks binnengebracht werden, de N.S.B.-commando’s, juist van hun werk terug, binnenmarcheerden met kale hoofden en op klompen, kwamen wij in Amsterdam.
De 26ste juli 1945 zat ik op de grote divan thuis, in mijn lange bruine broek, die het al die jaren had uitgehouden; en een groene overhemdblouse, die bij de uniform van de Hitlerjugend behoord had; ik had deze in Trobitz `georganiseerd’… Paul vroeg naar zijn boeken. Of ze bewaard waren. Waar ze stonden. Hij zou morgen zijn fluit op gaan halen. Ik vroeg mijn zusje of er nog wat jurken waren.

Wij konden niet direct vertellen, praten; wij praatten over onbelangrijke dingen. Vertelden moppen uit het D.P.camp, gekke dingen van de Russen. Wij konden nog niet spreken over het echter, over het nu, na drie dagen Holland, weer onwerkelijke… Wij dronken wijn, rookten sigaretten. Mijn familie zei, dat dit een bijzondere dag was, want vandaag brandde voor het eerst weer het elektrische licht in huis. Wij hoorden van Holland, van fusillades, honger, staking, bevrijding. Wij wisten niets.
bergbels
Wij moesten vertellen, maar nog ging dat niet.

Want, toen verdween de B A R A K:
Houten kribben, drie-hoog boven elkaar, in rijen. Op de vuilgrijze, ruwhouten vloer zwerven emmers; koffers en etensbakjes. Een donkere koffieplas glimt op de lange houten tafel. Voor de deur ligt een hoop voddige verluisde kleren en een natte stromatras. Het regent… Ik denk: `Het zal koud zijn, zo vroeg op appèl!’ Ik adem de weezoete; benauwde lucht van koolrapen. Op het prikkeldraad tjilpt een mus.

En werd het H U I S tot werkelijkheid
In de marmeren gang ligt een zacht groene loper. Als ik de deur open, vallen goudige strepen zonlicht om mij heen naar binnen. Ik denk, terwijl ik op de grijze stenen stoep sta: `Wat een zalig weer. Het wordt een mooie dag!’ De frisse ochtendwind brengt de geur van bomen, water en zee mee. Over de Amstel scheren witte meeuwen.”

Bevrijding van Amsterdam. Amstellaan (Vrijheidslaan) nabij het Daniël Willinkplein, 8 mei 1945
Bevrijding van Amsterdam. Amstellaan (Vrijheidslaan) nabij het Daniël Willinkplein, 8 mei 1945

3 opmerkingen:

Bert Jansen zei

Ik ben geboren in 1964 en heb dus geen directe koppeling met de 2e wereld oorlog. Toch heeft het me altijd bezig gehouden.
Ik reis veel voor mijn werk en ben regelmatig in de omgeving van hannover geweest. Al die keren heb ik mezelf voorgenomen om tijd vrij te maken om een bezoek aan het voormalig kamp Bergen Belsen te brengen, ik logeer in een hotel op nog geen 15 kilometer afstand.
Toch heb ik me nooit eerder er toe gezet het daadwerkelijk te doen... tot 24 september 2010.
Ik ben vanuit hannover door gereden naar Bergen Belsen. Daar aangekomen met mijn gevoelens over het verleden kwam het geheel heel anders op mij over als verwacht. Het is er erg vredig en stil.... maar niets is wat het lijkt.
Ik ben over het kamp gelopen en voelde ondanks alle stilte en rust een enorm verdriet, een enorme eenzaamheid. Ik was geraakt door de lieve teksten die mensen nu achterlaten tussen steentjes en op de symbolische graven.
Ik ben met een heel ander gevoel vetrokken als waarmee ik aankwam.
U moet weten dat mijn gezin en ik wonen op een voormalig doorvoer kampje in Nederland waarvan de gemaante in kwestie niets van vrij geeft.
Mijn gevoel is gewijzigd en uit respect voor alle mensen die in de 2e wereld oorlog hebben geleden, verlaten wij onze woning.
Ik kan me het leed niet niet beseffen maar probeer het wel. Ik denk aan alle slachtoffers welke in de diverse kampen en daar buiten zijn omgekomen. God waake over hen.

Anoniem zei

Ik kom ook uit 1964, maar ben nog nooit naar Bergen-Belsen geweest. De vader van mijn vader is daar nooit meer uit teruggekomen. Ik heb hem dus nooit ontmoet en mijn vader had, als oudste gelijk de zorg over de overige kinderen (2 broers en 3 zussen), zijn vader niet lang gekend. Begrijpen doe ik het nog steeds niet, ik heb net het boek uitgelezen van Tatiana Rosnay en voel het verdriet dat van het boek afstraalt. Ik heb moeten slikken ondanks alle gruwelbeelden die er over de concentratie-kampen te vinden zijn. Ik weet niets van mijn grootvader, er werd ook nooit over hem gesproken. Ik kan mij 1 zwart/wit fotootje herinneren, met kwartiermuts op z'n hoofd leek hij zo'n amerikaanse soldaat. Ik kan helaas niet meer aan mijn vader vragen wat mijn grootvader voor de oorlog heeft gedaan en waarom hij opgepakt is tijdens de oorlog. Mijn moeder heeft haar schoonvader ook nooit ontmoet, en ik kan haar ook niet meer vragen of ze informatie heeft over mijn grootvader. Mijn moeder heeft de oorlog op een ander manier beleefd, ver weg in Oost-Indië in een Jappenkamp. Ze stierf in 1983 aan kanker en vorig jaar is mijn vader gecrepeerd aan kanker. Het leven heeft zo zijn wendingen en als ik er te lang bij stil sta gaat het leven aan me voorbij. Gisteren zei ik nog tegen een collectante - die geld probeert in te zamelen tegen dierenleed - de ergste beesten zijn geen dieren maar mensen. Als tegenwoord gaf ze aan dat er ook "lieve" mensen bestaan, ik weet het niet.

jan dop zei

voor mensen die het niet hebben meegemaakt: het is een periode geweest waar alles wat gezag en wijsheid propageerde in NL over wat goed was voor het volk, in één klap niet thuis was, en ons in de steek liet. En dat wij daar niet op waren voorbereid, hoewel de gezagshebbers vanaf 1934 wisten dat het zou gebeuren maar dat niet vertelden. Plaatsen bezoeken om het lijden te kunnen inbeelden, om de bedrogenen te herdenken is goed. Maar vergeet niet de inhoud.
Zonder het opprtunistisch denken was ook in Duitsland het regiem niet mogelijk geweest, lees bijv. op internet over Gottfriet Benn.
Het opportunisme lijkt zo onschuldig maar is de meest bedreigende vorm in een samenleving, en altijd aanwezig. Als Wilders praat over tuig-dorpen (ha, woordspeling op het gemoedelijk "tuindorpen', dan heeft hij het over concentratiekampen.
Ik ga niet naar het graf van Hannie Schaft, want zij is in mijn hoofd en fysiek aanwezig.
jan dop

Een reactie posten

<>Vakantie vanaf Brussel Airport