De hemel en de hel van Wijnand Mees



'Het waren geen angsten die met de oorlog te maken hadden, integendeel. Ik ben in 1934 geboren en was vijf jaar toen de oorlog uitbrak. Het loeien van het luchtalarm, de schuilkelders ingaan, het vormde voor mij allemaal geen probleem. Het marcheren van Duitse soldaten vond ik zelfs heel boeiend. Dat prachtige klikken van het ijzer onder hun laarzen.


Ik had er geen angst voor. Het was alsof ze van een andere planeet kwamen. Ik hoor mijn vader (de arts Leen Mees, red.) nog zeggen: “De oorlog is afgelopen.” Dat was op 15 mei 1940, hij bedoelde dat het verzet van het Nederlandse leger tegen de Duitse invasie was gebroken.

In 1941 trokken we naar Friesland en bleven daar de rest van de oorlog. Het dorpje waar we zaten had vijftig inwoners en honderd onderduikers!

De tijd in Friesland is een hoogtepunt in mijn leven. Ik was er met mijn ouders, mijn broer Rudolf en mijn zusje Arnica. Ook kwamen hier goede bekenden naar toe als Willem Zeylmans van Emmichoven, voor mij oom Wim, de oudste kinderen Ter Horst en Geert en Hiekje Mulder. Geert Mulder vertelde altijd uit de Noordse mythologie. Ik was acht en hield daar enorm van.

Ik heb in mijn leven niet veel dingen goed afgemaakt. Er is echter één ding waar dit niet voor geldt: koeien melken! Dat is lastig, maar ik heb het heel goed geleerd. Je zit op een tulle, een kruk met één poot, tegen de koe aan, er bijna onder zelfs. Je moet je vingers op een heel bepaalde manier dichtknijpen om melk in de emmer te krijgen. Ach, die warme koeienbuik, er is niets mooiers. Ik denk dat mensen veel minder problemen zouden hebben als ze koeien konden melken! Ik zie me die koeienstal nog binnengaan en ik voel me de geuren opsnuiven.
Voor mij is doorzetten, ook in het mediteren, nog altijd “koeien melken”.

Mijn moeder was Duitse, tussen de Friezen, en organiseerde daar het verzet. Ze zorgde bijvoorbeeld ervoor dat er wacht werd gelopen. Op 8 februari 1945 gebeurde wat we lang hadden gevreesd: een grote razzia bij ons in het dorp. Een jongen werd doodgeschoten en vijf werden er gepakt, daarbij verloor er een zijn arm. Onder hen de twee oudste zoons van de boer waar ik werkte. Dat betekende nog meer koeien melken. Ik heb toen voor het eerst van mijn leven een dode gezien. De hele dag heb ik gehuild.

Mijn moeder was echt onverschrokken. Voor ons raam langs werd een brancard gedragen met die gewonde man erop. Een SS-er zag dat en schreeuwde: “Halt!” Meteen klonk even hard de stem van mijn moeder van achter het huis: “Weiter!” (doorlopen). En die jongens liepen door, maar daarmee verraadde mijn moeder wel zichzelf. Een Duitse die Hollanders hielp onderduiken, dat was een halsmisdaad. Hoewel ze er enorm bang voor was, werd ze gek genoeg toch niet opgepakt.

En nu moet ik je iets bijzonders vertellen over mijn moeder. Altijd nadat de Duitsers waren geweest, moesten we van haar Duitse gedichten lezen en opvoeren. Om niet de pest aan de Duitsers te krijgen. Zo heb ik samen met Rudolf en Arnica Der Erlkönig van Goethe gespeeld en Die Bürgschaft en Der Handschuh van Schiller. Ook zorgde ze er altijd voor dat met de onderduikers en de boeren uit het dorp de Oberufer Kerstspelen werden opgevoerd.

Wij werden bevrijd door de Canadezen, ook dat vond ik boeiende mensen. Ik rende door het land, naar de weg waarover ze kwamen, en haalde daarbij mijn knie open. Het litteken zit er nog altijd.'

Wijnand Mees

1 opmerking:

Anoniem zei

mooi we gaan het gebruiken voor school

Een reactie posten

<>Vakantie vanaf Brussel Airport