Zestig jaar na dato

Het is al meer dan zestig jaar geleden, maar elk jaar in November komen de herinneringen aan de oorlogswinter in 1944 weer naar boven.

Ik was zeventien jaar en telefoniste bij de PTT in Leeuwarden. Er waren in die tijd maar weinig mensen die hun telefoon nog konden gebruiken..Allemaal afgesloten door de Duitse bezetter .Zelf een gesprek tot stand brengen ging ook bijna niet.Een nummer draaien, of intoetsen zoals tegenwoordig, was er niet bij. Bijna alle gesprekken moesten worden aangevraagd en werden door de telefoniste van de PTT tot stand gebracht.
Wij werkten ook ’s nachts en Zondags.

Een lach en een traan

Het speelde zich af in de eerste dagen van de oorlog 40-45

Een Duitser woonde een paar huizen verder in de straat waar de smederij van mijn man stond. Hij sprak vol trots over het Grote Duitse Rijk.

Elke morgen bracht hij verslag uit over de vorderingen van de Duitse weermacht. Niemand had daar behoefte aan en mijn man al helemaal niet.Op een morgen stond de Duitser tamelijk dicht bij het aambeeld zijn verhaal te doen. Op het moment dat een staaf ijzer flink begon te gloeien, legde mijn man het hete ijzer op het aambeeld en begon er met een zware hamer op te slaan. Een vonkenregen als resultaat.
De verslaggever rende naar de deur en liet zich niet meer zien.

Het hele voorval duurde enkele momenten. De napret en het navertellen..... Duurde jaren!

"Niet alle Duitsers waren slecht"

Als meisje van elf en half jaar was ik het oudste kind van het gezin. Mijn vader was Bart Derksen, en mijn moeder Leida de Haan. Er waren nog zes andere kinderen vijf broers en een zus. Geert de jongste als nummer zeven is in het opvoedings huis in Harreveld geboren , tijdens de evacuatie.


Maar ja, ik wil beginnen bij mijn herinneringen. Dat wij uit huis moesten vertrekken, kwam door het oorlogsgeweld dat over ons huis werd uitgestort. De vuurgevechten over en weer, de kogels en granaten vlogen om ons heen. Zorgde dat we moesten wegvluchten uit ons ouderlijke huis, om dat het te gevaarlijk was geworden.

Studenten in de oorlog

In het voorjaar van 1943 werd door de Duitse bezetter geeist dat de studenten een "Loyaliteitsverklaring" zouden tekenen. Degenen die dat weigerden, en dat waren praktisch allen behalve de NSBers, moesten zich melden voor tewerkstelling in Duitsland.


Deze studenten werden verzameld in het kamp "Ommen". In dit kamp werd bekend dat het beroepspersoneel van de drie strijdmachten, d.w.z. onderofficieren en manschappen, de officieren waren al weg, wederom in krijgsgevangenschap zou gaan.

De Zeereis Naar Indië

Rudy Kousbroek is schrijver. Hij werd in 1929 geboren in Nederlandsch-Indië. Hier vertelt hij over een reis uit Nederland met een grote oceaanstomer terug naar huis. Vroeger bestonden er ook al kinderen, ik was er een van. Ik was vijf toen we uit Holland teruggingen naar Indië, niet met een vliegtuig maar met de boot; dat was zo'n ongelofelijke belevenis dat ik mij er nog veel van herinner.

Van Achter Het Raam Keken Ze Naar Ons

In juli 1952 vertrok vanuit Bandoeng, Indonesië, het Engelse stoomschip Somersetshire richting Nederland. Aan boord waren veel Indische Nederlanders. Onder hen bevond zich ook de familie Von Kriegenbergh: August (1916-1991), de zwangere Charlotte (1917) en hun vijf jonge kinderen Emy, Rudolf, Arthur, Olga en Ulrich. Precies vijftig jaar geleden vestigden ze zich in Nuenen.

'Het verhaal van mijn ouders'

Het enige wat ik thuis gehoord heb over WO-II waren heel soms een paar opmerkingen midden in een gesprek aan het adres van de Japanners of de Indonesiërs. Opmerkingen die zich opdrongen maar ook gauw weer naar de achtergrond verdwenen. Opmerkingen waardoor het verleden eigenlijk al een heel klein beetje geopend werd. Daarover werd gewoon niet gesproken, alsof het een stilzwijgende afspraak was tussen al die Indo's om mij heen. Ze leefden "hier, nu en vooruit" en over wat geweest was geen woord. Naar buiten toe leek het moederland vergeten, maar in de keuken leefde zij voort door de trassi, bawang putih en peteh. Vader en oma legden hun ziel in het koken.

Weg uit Bergen-Belsen terug naar Amsterdam


“Voor de eerste maal werd ik zonder mijn man gearresteerd, op 18 februari 1943 te Amsterdam. Ik kwam via de politie-gevangenis, na het verhoor bij de SS, in de Duitse politieke gevangenis en daarna in het concentratiekamp Vught. Van hieruit werd ik op transport gesteld naar het doorgangskamp Westerbork.

Dank zij bijzonder veel geluk en mijn `honderdtwintigduizend Sperrung’ kwam ik in Amsterdam terug. In november 1943 werd ik ten tweeden male, ditmaal met mijn man, gearresteerd en naar Westerbork overgebracht, vanwaar wij op grond van onze `Sperrung’ op 15 maart 1944 naar Bergen-Belsen op transport gingen.”


'Overleven in Bergen-Belsen'

Verkrachting

voorjaar, 1945

Ik ging een met een buurmeisje op tocht, uit Haarlem-Noord vandaan. Mijn vader en moeder zeiden: 'Ga er maar weer eens op uit, want er is niets meer.' Dat meisje was zestien of zeventien. Toen zei haar moeder -en die waren zo rooms, of ja katholiek, weet je wel, en een stuk of zes, zeven dochters had ze, en één zoon- toen zei dat mens ineens:'En als je het niet kan krijgen, dan laat je je eigen maar naaien.'

Het kampleven van Jan Cools,



Bij bezoek aan een concentratiekamp komt men diep onder de indruk. Men is er stil en bedrukt. Het lijden dat de gevangenen daar hebben moeten doorstaan, is voor iemand die het niet heeft meegemaakt onvoorstelbaar. En voor diegenen die het moesten ondergaan en er levend uit zijn gekomen omdat het wonderbaarlijke aan hun kant stond, is het zeer moeilijk om onder woorden te brengen wat zij er meemaakten. 


Toch heeft Jan Cools, na veertig jaar van stilzwijgen, gepoogd ons een idee te geven hoe het kampleven toen was.


Jan Cools werd op 30 mei 1944 opgehaald samen met Jaak Vermeiren. Zij hadden er een voorgevoel van dat dit ging gebeuren maar doken toch niet onder omdat zij vreesden, en terecht, dat andere familieleden in hun plaats zouden meegenomen worden.


Jan was toen 29 jaar (° 4.5.1915), gehuwd en had twee kinderen. Hij zou uiteindelijk in Blok 4 van het kamp Harzungen belanden, zijn nummer was 60040 H.


Op een bepaalde dag in juni 1944, ik herinner mij de juiste datum niet meer, heerste in de gangen van de gevangenis in Antwerpen een ongewone drukte.


Algauw vernamen we dat de geallieerde legers in Frankrijk waren geland. Dit feit was voor de celbewoners een geweldige morele opkikker en wakkerde de hoop aan op een spoedige bevrijding.

Ooggetuigeverslag van de joodse Belg Nathan Ramet

"IK BEN EEN GETUIGE, GEEN HISTORICUS. DAT IS EEN GROOT VERSCHIL.
IK GETUIG VEEL. IK GA NAAR SCHOLEN, GEVANGENISSEN... REEDS TIEN JAAR

PRAAT IK ER DAAR OVER. DIT JAAR BEN IK AL LANGS EEN TWINTIGTAL SCHOLEN

GETROKKEN. SOMS IN HET ENGELS, SOMS IN HET FRANS, MEESTAL IN

HET NEDERLANDS. BIJ DE TWEETALIGE OVERLEVENDEN IS ER PRAKTISCH NIEMAND

MEER. IK BEN ALS BELGISCHE JOOD, DUS ALS JOOD DIE LEEFDE IN

BELGIË REEDS VOOR DE TWEEDE WERELDOORLOG, DE ENIGE OVERGEBLEVEN

GETUIGE OP DIT MOMENT DIE NOG WIL OF KAN GETUIGEN.

IK GETUIG OPDAT MENSEN HET ZOUDEN WETEN."
 
 
 














Dhr. Nathan Ramet is de stichter en huidige voorzitter van het Joods Museum van Deportatie en Verzet, dat in de Mechelse Dossinkazerne gevestigd is. Hij verbleef tijdens de Tweede Wereldoorlog8 dagen in de Dossinkazerne alvorens DHR. NATHAN RAMET naar het Oosten gedeporteerd te worden

Het begin

"Duitse vluchtelingen vertelden, aan de Belgische joodse gemeenschap, wat er zich in Duitsland voltrok, toen zij via België naar Amerika poogden te gaan. Velen moesten noodgedwongenblijven. Op een bepaald ogenblik nodigden wij een familie, een moeder, een vaderen een meisje van 12 jaar, bij ons thuis uit. Zij
vertelden ons over de Kristallnacht en hoe angst en schrik in Duitsland heersten.

Oorlogsverhalen, opgetekend door Jef Maanders



A.H.T van Beekvelt (20-12-1925) was van 1943 tot de bevrijding van Helmond op 17-09-1944, ondergedoken bij zijn huidige zwager. Kwam toen bij de Binnenlandse strijdkrachten en is daarna in Oostende in dienst gekomen. Vandaar ging hij met de “Vienna” naar Tilbery in Engeland en werd ingedeeld bij de RAF. Na diverse opleidingen werd hij tewerkgesteld als boordwerktuigkundige. Vloog regelmatig boven de Atlantische oceaan voor het opsporen van Duitse duikboten. In november 1946 kwam hij terug in Nederland. Kreeg toen als taak de Engelse benamingen aan de Nederlanders uit te leggen. Op 11 mei 1947 is hij overgeplaatst naar Woensdrecht voor een vliegcursus. Na een crash werd hij overgeplaatst naar Twente en bijn onmiddellijk daarna heeft hij de dienst verlaten. Van opvang van Rijkswege was toen geen sprake. Heeft wel begrip voor de tegenwoordige opvang van de uitgezonden militairen, maar vind het teveel “Amerikaans” met het toekennen van de lintjes.

"Nooit meer Auschwitz"



Hier roep ik de herinnering op aan het lot van uw gemeenschap, die in de Shoah driekwart van haar leden verloren heeft - meer dan 100.000 mannen, vrouwen en kinderen. Het was een gemeenschap die volledig geïntegreerd was, die eeuwenlang vrij op Nederlandse bodem had geleefd en die belangrijke bijdragen had geleverd aan de intellectuele rijkdommen van het land en aan zijn opmerkelijke geest van tolerantie. Hier, in dit land waar vrijheid van gedachte niet alleen werd getolereerd, maar actief werd gewaardeerd en aangemoedigd, vond een aanzienlijk aantal joden een toevluchtsoord en een wijkplaats van de Spaanse en Portugese inquisitie. Eeuwenlang was dit land een toevluchtsoord voor allen die werden vervolgd vanwege hun godsdienst en hun ideeën.

O oorlog, een gedicht van Salah Hassan

Omdat oorlogsverhalen zo persoonlijk zijn, kunnen deze ook zo anders uitgedrukt worden dan een feitelijke weergave en chronologische opsomming van gebeurtenissen. De redactie kwam dit gedicht tegen op internet en twijfelde geen moment, gedichten zijn natuurlijk ook van harte welkom op deze site!

U kunt ook uw eigen persoonlijke bijdrage sturen naar: redactie2010@hotmail.com er zal dan spoedig contact met U opgenomen worden.




Salah Hassan is afkomstig uit Irak. Hij won daar in 1992 de eerste Irakeese Poëzieprijs. Tegenwoordig woont hij in Den Haag. In Nederland won hij tweemaal de Dunya Poëzieprijs, de eerste maal in 1996.

Loek Rosenbaum over zijn jaren in de oorlog

"Bossche oorlogsverhalen vullen de hele dag"

DEN BOSCH
In twee jaar tijd kwam Loek Rosenbaum maar twee keer op straat. Om te switchen van onderduikadres. Zaterdagmiddag 19 april 2008 sprak Loek Rosenbaum (77) in een vrijwel vol Jheronimus Bosch Art Centre over die jaren in Den Bosch, van de zomer in 1942 tot de bevrijding eind oktober 1944.

"Je hoorde weinig, aan elk greintje hoop klampten we ons vast", herinnerde Loek Rosenbaum zich op de bijeenkomst, waar een dag lang over de oorlogsjaren in De Bosch werd gesproken. De getuigenissen van Rosenbaum komen niet voor in 460 pagina's dikke boek 'Wegens bijzondere omstandigheden…', waarvoor bij de presentatie al veel complimenten te beluisteren vielen. Wat Rosenbaum vertelde, toont wel aan dat er nog veel meer te beschrijven valt over die jaren.

oorlogsherinneringen van mijn opa: Willem jr. Metz

In deze bijdrage staan de oorlogsherinneringen van mijn opa; Willem jr. Metz beschreven, die toen zijn oorlogstijd in Haarlem doorbracht. Dit is een beknopte versie van al zijn oorlogsherinneringen.

Alle teksten zijn geschreven door Willem Metz.

"In het najaar van 1939 zou het in het kader van de oorlogs dreiging Haarlem een hele nacht verduisterd zijn. Gordijnen dicht, geen straatlantaarns. Dat was natuurlijk dolle pret. Iedereen op straat met zaklantaarns en fikkie stoken. Ik had er soort “kermis gevoel” bij. Toen de oorlog uitbrak was ik goed getraind. Nooit de deur zomaar van slot doen, nooit iets zeggen."

De hemel en de hel van Wijnand Mees



'Het waren geen angsten die met de oorlog te maken hadden, integendeel. Ik ben in 1934 geboren en was vijf jaar toen de oorlog uitbrak. Het loeien van het luchtalarm, de schuilkelders ingaan, het vormde voor mij allemaal geen probleem. Het marcheren van Duitse soldaten vond ik zelfs heel boeiend. Dat prachtige klikken van het ijzer onder hun laarzen.

Het was wel super spannend...

Harrie Donkers is een broer van mijn oma. Hij woonde toen de oorlog begon richting Gemert - Handel op het Wolfsbos. Hij was destijds 10 jaar en hij had drie broers en twee zussen.


In 1940 was de oorlog begonnen. Harrie vertelde dat het ook gelijk al in Brabant te merken was, want er was gevochten bij het kasteel in Gemert. Daar zat een landloper die hete “paus”. Die vroeg om eten aan de Duitse soldaten. Maar dat wilden de Duitsers niet dus schoten ze hem dood.

Opa van Berlo vertelt ...


Één van de bekendmakingen van de Duitsers in Gemert na de inval

Ik was thuis en toen kwamen de Duitsers opeens binnen. En dat was schrikken natuurlijk en er was ook meteen paniek je hoorde iedereen schreeuwen en roepen....

Een verhaal van opa Van Berlo opgetekend door kleinzoon Freek van Berlo en zijn klasgenoot Frank Brouwers.

Hoe oud was U toen de oorlog begon?

Eens even denken.. Toen was ik 7 jaar in 1940.

Ik leef, omdat sommigen aan de dood ontsnapten



Toen mijn oma van moederskant nog leefde, waren de verhalen uit de Tweede Wereldoorlog nooit ver weg. Oma's eveneens joodse vriendinnen en buurvrouwen, die voor mij allemaal 'tante' heetten, waren van dezelfde generatie. Hoewel ik niet religieus opgevoed ben, maakte mijn joodse komaf wel dat oorlogsverhalen me als kind extra hard raakten. Ook op school. Beelden en teksten in de geschiedenisles bestempelden mijn voorouders als ratten. De verhalen over gaskamers lieten mijn hart bonken van razernij. Ik voelde me aangesproken; dit ging over mijn familieleden!

Het leven na de oorlog......

Wat gaat Piet na de oorlog doen om in zijn levensonderhoud te voorzien:

Folkert de Leeuw.
Eind 1945 of begin 1946, werkt Folkert de Leeuw, als wever in de textielfabriek van Van Heek te Enschede, afdeling Kremersmaten. Hij werkt daar in de ploegendienst. Er was een "nieuwe" bij hem in de ploeg gekomen. Iedereen doet gewoon z'n werk, af en toe een praatje, maar dan valt het Folkert op, dat de "nieuwe", die zich Piet noemt,  zo maar in gesprek is met de zoon van de fabrikant, genaamd Ernst. Dit valt de overige wevers ook op, omdat Ernst nooit met een "gewone" wever in gesprek gaat, wanneer hij zijn ronde tussen de getouwen doet. Dat is te min voor hem.

De eerste oorlogservaring....

Het is donderdag 9 mei 1940, te omstreekt 23.00 uur, wanneer in de openbare school te Elst de telefoon over gaat. De compagniescommandant, luitenant Bonnema neemt op:

Bonnema:    "4 MC, luitenant Bonnema".
Heemstra: "Met luitenant Heemstra. Ik moet u namens de commandant 4e Divisie mededelen dat 4MC, om 05.00 uur graad 3 moet hebben."
Bonnema:   "Goed. Ik begrijp het".

Bonnema schrikt. Hij weet wat graad 3 betekend. Het gaat beginnen. Daar waar ze zo lang voor gewerkt hadden om alles in gereedheid te maken, maar nooit gehoopt hadden ervan gebruik te moeten maken, wordt nu werkelijkheid.
Hij roept vervolgens zijn sectiecommandanten bij zich.

Bonnema: 


"Visser. U dient uiterlijk om 03.00 uur met uw sectie gevechtsklaar af te marcheren naar de Hoofd Weestands Lijn en u dienst zich daar te melden bij de kapitein De Vries. (Dit is de 2e sectie van Piet en Gerrit) De rest der Compagnie, moet om 05.00 uur, klaar staan voor afmars onder mijn commando!"

Dan stelt luitenant Visser zijn onderofficieren in kennis, die op hun beurt de soldaten in kennis stellen. Het worden een paar onrustige uren en van slapen komt niet veel meer. Wat zal er gebeuren? Weer een oefening of werkelijkheid? Werkelijkheid? Niet te geloven!

Piet in zijn bed op de zolder van de school.

“Plotseling stond er een Duitse soldaat met een geweer tegenover mij”

Hier het verhaal van Eindhovenaar Iwan Garay (1929) over zijnherinneringen aan WOII.

Iwan Garay tijdens de oorlogsjaren
in Eindhoven.








Dat de oorlog op 10 mei 1940 echt was begonnen bleek laat in de middag van die vrijdag. Een aantal mannen, enkel gekleed in ondergoed, kwam onze straatin. Het waren Nederlandse militairen die vanuit Weert naar Eindhoven waren gelopen en  hun uniformen en uitrusting hadden weggegooid. Bewoners van de Ganzenbloemstraat voorzagen ze van burgerkleding.

Bonkaart voedingsmiddelen


Klik op de foto om te vergroten

1944, Amsterdam

De eerste bonkaarten waren eenvoudiger. Om vervalsing te voorkomen werden ze ingewikkelder gemaakt. De cijfers werden in verschillende vormen opgezet. Er werden meer kleuren gebruikt en ornamentjes. Deze bonkaart is nog in mijn bezit, doordat mijn broer op 24-01-1945 overleed. Na overlijden van personen moest de kaart binnen twee dagen ingeleverd worden. Maar een dag eerder, op 25-1-1945, werd de gehele kaart ongeldig verklaard. Waarschijnlijk toch door de vele vervalsingen.

J. van Wijk

Distributiekaart uit tweede wereldoorlog


klik op de foto om te vergroten

1944 Voor de distributie van voedsel golden in W. O. II ontzettend strenge regels.


Afgezien van de kaarten voor een bepaald artikel (zoals brood) bestonden er grote genummerde vellen, waar pas later van bekend gemaakt werd welk artikel bij welk nummer zou horen. Bijvoorbeeld: op nr 24 kan je boter krijgen. Zo'n mededeling werd in de krant bekend gemaakt.

Je moest de nummers dan zelf uitknippen, soms juist middenuit een vel. Al met al betekende het veel extra werk dat het voedsel op de bon was.

E. M. Schroder

Voedseldroppings na de oorlog


klik op de foto om te vergroten

1945, Amsterdam, Stadionkade
Boven het zandland zijn bij mijn weten na de oorlog geen voedseldroppings geweest.
Dat gebeurde wel boven de Haarlemmermeer.

De bevolking wist van te voren dat die droppings zouden plaatsvinden.

Mijn zus Annie spijbelde expres van school en klom op de Ringdijk om dat te kunnen zien. Ze was toen zeventien jaar en ik zelf was vijf. Later op de dag namen mijn zusters Annie en Bea mij mee en op de Sloterweg plofte er vlak onze voeten zo'n grote zak neer! Ik was stomverbaasd, maar al heel gauw renden er mannen op die zak af en begonnen erom te vechten....
 
Dorothy van Vennip

Tweede Wereldoorlog geeft nog steeds geheimen prijs

Dit verhaal hebben we te danken aan een zeer ijverige Bunschoter journalist, de heer Arie ter Beek die zich bezighoudt met alles wat voorheen is en waarover men kan melden of er meer is.


Onze site doet dit ook, dus samen komen we wellicht tot een stukje geschiedschrijving waar volgende generaties de vruchten van kunnen plukken. Dit stuk zet ik nu op de site zonder dat ik weet of het mag maar daar het ook al in de krant heeft gestaan vermoed ik dat het wel ok is.

Persoonlijk verhaal van Werner Vanneste

Ik ben ervan overtuigd, dat eender wie die als kind plots blind wordt, heel wat beelden uit de herinnering koestert en ze regelmatig oproept om er enkele seconden bij te vertoeven en de kleuren en geuren van toen, nog eens te hervinden.

Zo heb ik vijftig jaar geleden, aan de hand van een dergelijke herinnering, een opstelwedstrijd van de Blindengemeenschap gewonnen. In dat opstel, ging ik uit van het beeld dat ik toen als kind zag, van de opkomende vuurrode zonneschijf die pas voor de helft uitstak boven de tuinmuur van mijn grootmoeder. Dit is een van die vele beelden die ik, moest het mogelijk zijn, zo zou kunnen schilderen.

Hoe mijn opa aan deportatie ontsnapte

Mijn opa had een glazen oog. Hij kon dat naar believen uithalen. Je zag dan een lege oogkas, nogal griezelig.

Op een dag was er een razzia in zijn wijk, om mannen naar Duitsland te deporteren om daar te gaan werken. Toen de Duitsers het huis van opa binnen kwamen zat mijn oma rustig in de keuken aardappels te schillen. Op de vraag van de Duitse commandant waar haar man was, zei ze rustig: "Der liegt in bett, er ist krank." Dat werd natuurlijk niet geloofd, dus de Duitser liep naar de slaapkamer. Mijn opa lag in bed met de rug naar hem toe. Ruw draaide de Duitser hem om en schrok toen als de bliksem terug. Opa had zijn lege oogkas ingesmeerd met een mengsel van mosterd en mayonaise; dat zag er niet erg fris uit.

Zo ontkwam hij aan deportatie.

Gerard

Oorlogsverhalen uit Ellecom

E L L E C O M 60 JAAR NA DATO,

Is ontstaan uit de oorlogsherinneringen van Miep, Christiaan, Maria, Rieki, Lucy, Han, Narda, Ann, Dick, Roelie, Eddie, Bep, Jan, Nico, Joop, Dick, Marianne, Dick, Saar, Jan.

Herfst, 2000.


Ook ik doe mijn verhaal

Blekede aan de Elbe, Lüneburg



Laat ook ik over mijzelf vertellen, als dochter van een ‘foute’ vader.
Mijn vader was voor de oorlog lid van de ‘Bellamy’, een vereniging, die het gebruik van geld afwijst en daarvoor in de plaats een vorm van wederzijdse dienstverlening nastreeft. Heel simpel gesteld is dat: ‘Ik bak voor jou een brood, jij maait voor mij m’n gras.’ De vereniging zou later door de Duitsers verboden worden.
Een broer van mijn moeder was voor de oorlog lid van de NSB. Mijn vader moet, door gesprekken met hem hierover, zijn beïnvloed met als gevolg, dat hij zich in de oorlogstijd eveneens bij de NSB aansloot. Dat heeft voor mijn moeder en voor ons kinderen de nodige problemen meegebracht, zoals tijdens en na de oorlog intimiderende blikken op straat, roddels, spanningen op school en een heel moeilijke tijd in Duitsland.



Een levenslang geheim

Utrecht

Het feit dat mijn moeder lid is geworden van de NSB heeft me een leven lang achtervolgd. Ik ben een vrouw van vijfenzeventig jaar oud en werd als kind van elf jaar belast met een zware taak. Ik werd verantwoordelijk voor de huishouding en vervolgens ook voor de opvang van mijn moeder na haar internering. Hierna volgde geheimhouding uit zelfbescherming.


Schoolfoto van de vierde klas, 10 jaar oud

<>Vakantie vanaf Brussel Airport